Care Talk met Beniam

De afgelopen tijd sprak MOHA in het kader van hun voorstelling ‘It Takes a Village’ tal van maatschappelijk werkers: straatcoaches, jongerenwerkers, frontlijn coaches (die kwetsbare moeders helpen) en meer. Allemaal werkzaam in IJsselmonde. Zij vertelden MOHA over de rol van zorg in hun werk, maar ook in de rest van hun leven. Het leverde mooie gesprekken op die onder andere gingen over grenzen, realistisch dromen en welke muziek de werkers luisteren na een zware werkdag. Vandaag trappen we af met de eerste Care Talk met Beniam.
Mensen helpen. In dienst zijn van iemand anders. Zorg.
Ik ben opgegroeid in Rotterdam West. Hartje centrum van Rotterdam-West. Met mijn vader, twee zussen en een broertje. Er was een speeltuin waar heel mijn jeugd zich heeft afgespeeld. Veilige omgeving. Stukje bescherming voor de wijk. Op de West Kruiskade waren heel veel junkies.
Mijn ouders komen uit Eritrea, ze zijn als vluchteling hierheen gekomen. De reis die zij hebben afgelegd, heeft mij gevormd als mens.
Wat ik heb meegekregen: vooral je school afmaken. Ik heb eerst de MAVO gedaan, daarna MBO, daarna HBO. Voetbal was mijn hobby. Vanaf mijn vijftiende heb ik gewerkt.
Mensen kunnen mij niet echt plaatsen. Hun eerste indruk is vooral: rustig. Ik straal vooral rust uit. Ik voel me ook rustig. Als ik mensen wat langer ken, kan ik me wel eens gevangen voelen in het beeld dat ze van me hebben. Voor mij is het vooral belangrijk dat ik rechtvaardig ben en mezelf in de spiegel kan aankijken.
Ik zie vooral ‘care’ in mijn werk. Bij vrienden. Heel vaak vrienden kloppen bij mij aan als ze hulp nodig hebben, terwijl ze soms vrienden hebben die dichterbij staan. Ik geef ook vaak advies aan mensen, zonder dat ik het doorheb. Onbewust.
Mijn vader is best vroeg naar Nederland gekomen, hij bood ook wel eens onderdak aan Eritreeërs die net aankwamen. Mijn zussen en ik, we zijn allemaal in de zorgsector terecht gekomen.
Ik begon best laat met muziek maken. Op mijn vierentwintigste, vijfentwintigste. Youtube was mijn school. Tutorials kijken. Het was er al wel. Het was onderdeel van mijn vriendengroep: muziek delen, muziek samen voelen. Ik had altijd gewild dat ik vroeger op pianolessen had gezeten.
Ik heb nu weinig tijd om muziek te maken. Door mijn werk, maar ook alles ernaast. Als ik dagen heb dat mijn hoofd heel vol zit dan is het een uitweg om te ontspannen. Ik ben heel veel met zorg bezig. Soms is dat heel zwaar.
Ik was als jonge jongen ook heel rustig, kwam altijd op voor de zwakkeren en deed gewoon mijn ding. De speeltuin was het tweede huis. Er was ook een buurthuis waar ik dagelijks kwam. Playstation spelen. Tafeltennissen. Als wij terugliepen naar huis stonden er soms junkies voor huis. Dan schreeuwde ik naar mijn moeder en kwam ze naar beneden.
Ik had niet echt rolmodellen. Natuurlijk, mijn vader. Verder had ik niet echt iemand naar wie ik opkeek. Misschien ook omdat ik ook niet zoveel mensen had om tegenop te kijken.
In de leeftijd zestien, zeventien ben ik wat losser geworden. Ik vertoonde weinig probleemgedrag. Ik werd beschermd door een aantal jongens. Om geen verkeerde dingen te doen. Ik was gewoon een rustige jongen. Deed het goed op school. Er is altijd de vraag waarom je het goed deed? Ik denk dat bij mij het antwoord was: angst voor mijn ouders.
Ik zou tegen mijn jongere zelf zeggen: blijf op het goede pad. Jongeren denken: als ik veel geld heb, dan zijn al mijn problemen over. Mijn taak is om die overtuiging uit hun hoofd te wissen. Ik kan zaadjes planten, soms denken ze daar dan twee jaar later aan terug. Ik zeg: als je je geluk achter een getal zet, wordt je nooit gelukkig. Getallen zijn oneindig.
Ik ben een beetje een grote broer voor hen. De jongeren zien mijn intenties. Ze zien mijn oprechtheid. Daardoor laten ze heel veel bij mij los. Dat waarderen de jongeren in de straatcultuur heel erg.
Ik ken de verleidingen, maar door de angst aan de andere kant, heb ik de juiste keuzes gemaakt.
Mijn basis is liefde. Iedereen accepteren zoals ‘ie is. Dat is de basis van alles. Het is heel makkelijk te verwoorden, maar jongeren voelen niet altijd dat ze er mogen zijn. Je moet hen het gevoel kunnen geven dat zij er gewoon mogen zijn. Dat gevoel probeer ik ze mee te geven: ik ben er voor je. Ik wil je helpen. Maar je moet er zelf ook iets voor doen.
Ik doe altijd een extra stapje voor een jongere. Soms ga ik daar dan wel te ver in.
Ik vraag zelf weinig om hulp. Ik ben gewoon dankbaar. Dankbaar dat ik gezond ben. Toen ik tien, elf was kreeg mijn vader een levertransplantatie. Hij stond op het punt van sterven. Dat heeft mijn visie op gezondheid veranderd: gezond zijn alleen is al genoeg. Ik zou beter voor mezelf kunnen zorgen, als ik kijk naar mijn voeding enzo. Ik verwen mezelf wel. Maar niet teveel. Vooral met kleine dingen: in het weekend uitslapen.
Ooit begeleidde ik een Antilliaanse jongen van 24 jaar. Hij zat financieel heel krap. Hij had geen geld voor boodschappen. Ik wist dat hij ook wel blowde. Ik had zo te doen met zijn situatie, hij was ook eenzaam. Toen heb ik uit mijn eigen zak betaald voor zijn boodschappen. Ik had gewoon zoveel medelijden met hem. Dat was de enige jongen die ooit tegen mij heeft gezegd: ik heb eigenlijk gewoon niemand hier. Hij nodigde jongens uit de wijk bij hem thuis uit. Ik had hem vooraf gewaarschuwd: ik weet dat jij je eenzaam voelt, maar dit zijn niet de jongens die jij in huis moet nemen. Ze hebben later bij hem ingebroken.
Voor mijn werkzaamheden ben ik constant in contact met mensen. Dan merk ik bij mezelf: te weinig gedronken. Honger.
Ik luister veel Tupac. Als je gaat kijken naar Engelse en Amerikaanse artiesten, dan ben ik heel up to date. Toen ik zeventien, achttien was was ik altijd op websites om nieuwe artiesten te zoeken. Ik sta op met muziek. Als ik ergens geen zin in heb, dan zet ik muziek aan. Tupac op shuffle. Ik kan ook reggae luisteren. Ook naar UK Drill. Niet het agressieve, agressieve. Vrolijkere drill. Hardcore kan ik niet luisteren. Techno wel.
Meestal als ik met dingen zit, dan ga ik naar mijn zus. Zij geeft ze mij ‘care’. Ik heb met mijn oudste zus een goede band en lijk ook het meest op haar.
Ik leef, ik adem, ik ben dankbaar. Ik zie altijd mensen die het slechter hebben dan ik. Ik ben ook altijd degene die tegen mijn vrienden zegt: wat gaat jou brengen als je een rolex kocht? Ik ben heel nuchter. Soms zeggen mijn vrienden tegen mij: je werkt zo hard, ga genieten! Ik denk dan: maar ik geniet al!
Ik heb heel veel zorg gegeven, maar ik heb eigenlijk best wel weinig zorg ontvangen. In mijn gevoel heb ik het ook niet echt nodig gehad. Ik heb best een sterke persoonlijkheid.
Ik heb wel casussen gehad, dat ik volop werd gebeld en dat ik niet heb opgenomen. Of dat een moeder mij belde en mij alle verantwoordelijkheid wilde geven. Dat ze wilde dat ik alles oploste, maar dat ik ook dacht: jij bent mijn moeder. Ik kan je altijd ondersteuning bieden.
Ik denk dat mensen wel opnieuw kunnen beginnen. Maar het is moeilijk, heel moeilijk. Je hebt altijd bepaalde patronen. Om uit die patronen te stappen, moet je mentaal heel sterk zijn. Dan moet je denken in bepaalde stappen. Je moet jezelf uitdagen. Je moet je vrienden los kunnen laten.
Ik kijk op youtube wel eens filmpjes over mindfulness. Je hersenen zijn een computer. Met patronen. Ik kijk daar heel veel filmpjes over. Ze zeggen ook: de weg naar geluk is om bepaalde patronen te doorbreken.
Ik zit zelf ook wel te denken aan een begin. Ik woon hier nu 31 jaar. Mijn vriendin komt uit Zandvoort. Eerst dacht ik: we gaan hier wonen. Maar de laatste periode ben ik tot de conclusie gekomen dat ik uit Rotterdam wil vertrekken en in de omgeving van Haarlem een nieuw huis wil zoeken en nieuw leven wil beginnen.
Ik merk dat ik op zoek ben naar ander soort mensen. Ik ben in Rotterdam-West opgegroeid, ik woon nu in Spangen. Mijn middelbare school was een zwarte school; mijn hbo was een zwarte school. Ik ben pas laat in contact gekomen met autochtone mensen en heb nu het gevoel van: ik moet mijn wereld gaan verbreden, uit mijn comfortzone stappen. Misschien kan ik ergens anders mijn toekomst starten.
Ik ben nu ook wel toe aan een nieuwe uitdaging. Het voelt niet echt als werk. Ik ben de grote broer in de wijk en geef jongeren adviezen die ik zelf misschien niet heb gehad. Ik zie heel veel shit. Heel veel gezinssituaties waarin ik jongeren met 2-0 achter zie beginnen in het leven. Juist die mensen hebben zorg nodig. Die care. Daar haal ik mijn kracht uit.
Soms begeleid ik jongeren die gevlucht zijn. In augustus werkte ik voor een instelling waar veel minderjarige vluchtelingen wonen. Als je dat allemaal ziet, dat is echt next level. Wat heb je over voor een betere toekomst?
Uiteindelijk denk ik dat ik wel die kant op ga. Wel zwaar. Die jongeren gaan zich heel erg aan je vastklampen. Die jongeren zijn de taal niet machtig. Het systeem. Ik zag daar waar het allemaal misgaat. Begeleiders begrepen jongeren niet, andersom ook niet.
De Eritreeërs komen heel erg uit de wij-cultuur. Ik sprak een Eritrese jongen die eerst in een gastgezin woonde. Hij was een andere Eritrese jongen op straat tegengekomen die nergens kon slapen. Hij nam hem mee naar zijn gastgezin. Dat gezin begreep het totaal niet en zette hem uit huis. Ik sprak met hem, zag de hoop in zijn ogen groeien: eindelijk iemand die zijn taal sprak, die de Nederlandse cultuur kent en die hem begreep.
Laten gaan is iets waar ik heel veel moeite mee heb. Op een gegeven moment moet je jongeren kunnen loslaten. Dat is mijn valkuil. Ik wil teveel doen. Soms moet ik het laten gaan. Dan heb ik mijn best gedaan; je kan niet meer doen dan je best.
_________
De Care Talk-reeks en het werk van MOHA in IJsselmonde zijn een onderdeel van een groter project van het Rotterdams Wijktheater genaamd De Straatstaat; een sociaal-artistiek, multimediaal theater- en filmproject over het vinden van geborgenheid op straat. Vaak gedwongen, omdat iemand elders wordt uitgesloten.